Nederlandse IPCC-auteurs: ‘Landen als Nederland zouden véél sneller moeten verduurzamen’

08.11.2022 Jan de Wit

Nederlandse IPCC-auteurs: ‘Landen als Nederland zouden véél sneller moeten verduurzamen’
©NortH2

Vorige week vond de Dag van het Klimaatakkoord weer plaats in de Jaarbeurs Utrecht. Tijdens een van de plenaire sessies ging het “neusje van de zalm van de Nederlandse milieuwetenschappen” met elkaar in debat over het Nederlandse klimaatbeleid, aldus Ed Nijpels, debatleider en oud-voorzitter van het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord. Landen zoals Nederland zouden véél sneller moeten gaan, concludeerden IPCC-auteurs Heleen de Coninck (TU Eindhoven), Linda Steg (Rijksuniversiteit Groningen), Kornelis Blok (TU Delft) en Detlef van Vuuren (Universiteit Utrecht).

Onlangs bleek uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022 (KEV), opgesteld door het Planbureau voor de Leefomgeving, dat de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen in 2030 vermoedelijk 39 tot 50 procent lager ligt dan in het peiljaar 1990. Dat betekent dat het huidige kabinetsbeleid én het voorgenomen beleid onvoldoende is om te voldoen aan de doelstelling om in 2030 bij voorkeur tot 60 procent CO2-reductie te komen, maar in ieder geval tot 55 procent.

Lees ook: PBL: ‘Realisatie van duurzame energieprojecten staat onder druk’

Zelfs als alles meezit, dan nog komt Nederland 5 procent CO2-reductie te kort. “Daarom wil je eigenlijk dat de onderkant van de bandbreedte sowieso gehaald wordt”, merkt Van Vuuren op. In dat geval is het minimum immers niet 39 procent, maar 55 procent en is alle extra CO2-reductie bonus.

“Om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden Celsius zouden landen zoals Nederland eigenlijk in 2040 al geen CO2 meer moeten uitstoten. Er zijn namelijk nog meer broeikasgassen waarvan de uitstoot moet worden teruggedrongen en er zijn veel landen die de doelstellingen niet kunnen halen. We zullen daarom veel sneller moeten handelen richting 2040”, zo vervolgt hij.

De Coninck is het roerend met hem eens: “Vanaf 2040 moeten wij al CO2 uit de lucht gaan halen.” Niet om op te slaan of te gebruiken, stelt ze, maar echt negatieve broeikasgasemissies. “Die zullen we echt nodig hebben om op netto nul uit te komen”, bevestigt Van Vuuren.

“Maar we moeten eerst naar geen CO2-uitstoot, daarvoor is het geen alternatief. Anders voorkom je de negatieve effecten van klimaatverandering en de opwarming van de aarde niet.”

Er moet draagvlak zijn om tot gedragsverandering te komen
Toch is het makkelijker gezegd dan gedaan om negatieve emissies alleen al te bespreken merkt Steg op, want het maatschappelijk draagvlak ervoor is klein. Zouden burgerberaden daar verandering in kunnen brengen wil Nijpels weten, want de reductiedoelen liggen al vast.

Lees ook: Hoe kunnen burgerfora het draagvlak voor de energietransitie versterken?

“Als je een burgerberaad opzet, dan moet je dat serieus nemen, dus met mandaat”, vindt Steg. “Vaak gebeurt dat niet en blijft het bij meepraten omdat er geen beslissingsbevoegdheid is.” Het lastige daarbij is dat veel burgers de reductiedoelen niet zo interessant vinden en het liever over de middelen hebben.

“Daarom moet je niet over alle dingen een burgerberaad houden, dat is overigens ook te tijdsintensief en die tijd hebben we niet. Daarbij vinden veel burgers ook dat ze te weinig expertise hebben. Het gaat erom dat ze voelen dat hun belang wordt vertegenwoordigd, daarom is het zo essentieel dat het vertrouwen in de politiek wordt hersteld.”

Daarbij gaat het volgens haar om concrete gedragsverandering bij burgers, maar de overheden creëert niet de omstandigheden dat mensen de duurzame keuze vanzelfsprekend vinden vult De Coninck aan.

“Neem bijvoorbeeld een reis naar Zuid-Frankrijk. Dan is de optie met vliegtuig goedkoper en makkelijker, dus dan kiezen mensen niet voor het alternatief. De technische oplossing vinden lukt wel in Nederland, maar de gedragsaspecten van het verhaal worden niet duidelijk uitgelegd.” Het is een samenspel van systeemverandering en gedragsverandering in de individuele keuzes vat Van Vuuren samen.

Alles begint bij radicale besparing
Dat de overheid zijn milieubeleid de afgelopen decennia maar moeilijk weet uit te leggen is een al langer gehoorde kritiek. Het juridische bewijs dat deze kritiek hout snijdt stapelt zich daarnaast ondertussen in behoorlijk tempo op.

“Wat dat betreft is de Porthos-zaak een tekenend voorbeeld hoe we ons steeds weer in de nesten werken met milieu- en klimaatproblemen. Er wordt te laat en onvolledig gereageerd waardoor de opdracht steeds groter wordt en de tijd om het op te lossen steeds korter”, concludeert Van Vuuren.

Lees ook: Wegvallen bouwvrijstelling vertraagt ook vergunningstrajecten voor zonneparken

Blok pleit daarom voor snelle actie: “Voer gewoon de adviezen van Johan Remkes uit. Niet de harde maatregelen vermijden en afspraken verwateren, maar op korte termijn willen doorpakken.” Maar aan welke knoppen kan minister Jetten draaien om 60 procent CO2-reductie te realiseren tegen 2030 wil Nijpels weten.

“Dat zijn drie zaken”, stelt De Coninck. “Energie- en materiaalbesparing en een duurzaam voedselsysteem. We kunnen het maatschappelijk potentieel nog veel beter benutten, harder verduurzamen in de industrie en het elektrificatietempo omhoog schroeven, maar algemene besparing is écht hoognodig. Daar begint het.”

Van Vuuren is dat met haar eens: “Er is veel aandacht voor groen staal, maar niet voor minder staal. Dat begint nu pas meegenomen te worden in het beleid.”

Lees ook: SER: ‘Versnelling van de grondstoffentransitie noodzakelijk voor klimaatdoelen’

Iets wat Nijpels alleen maar roerend met hun eens kan zijn. Als voorzitter van de SER-commissie duurzame ontwikkeling concludeerde hij hetzelfde in een recente verkenning.

“Hoogwaardig hergebruik van grondstoffen en materialen, hoogwaardige inzet van biogrondstoffen en verduurzaming van internationale ketens zijn noodzakelijke voorwaarden voor beide transities. Samenhangend beleid is dus cruciaal”, concludeerde Nijpels.

Nederland moet daarom “radicaal efficiënter” omgaan met grondstoffen, materialen en producten. Hergebruik, reparatie en recycling van producten en materialen moeten de standaard worden. Daarbij leidt circulair grondstoffen- en materialengebruik tot minder afhankelijkheid van geopolitiek instabiele landen, zoals China of Rusland, aldus de SER.

“Naast energiebesparing moeten we ontbossing stoppen, de methaanuitstoot beperken en vol inzetten op wind- en zonne-energie. Dat moeten dé pijlers van de klimaattransitie worden, maar energiebesparing moet nu echt hét aandachtspunt zijn”, concludeert Blok.

Een extra stok achter de deur kan volgens hem een scherpere normering in het Europese Emissiehandelssysteem zijn, want “normering is van belang voor de kaders” van de gewenste snelheid, hoeveelheid reductie en schept duidelijk. “Normering is hier gewoon het meest effectief”, bevestigt Van Vuuren.

“Nederland leeft echt op te grote voet. In corona kwam er een lijst van cruciale beroepen, zoiets zouden we ook moeten doen voor de industrie”, denkt De Coninck. “Iets als groene waterstof kan bijvoorbeeld veel rendabeler gemaakt worden buiten Nederland”, zo besluit Blok.