Belgische busbatterij

30.11.2021 Nicolien van Loon

Belgische busbatterij
©Aertssen

Aertssen en Zenobē willen 1.250 ton CO2 besparen in vijftien jaar. Op Bouwkroniek vertellen ze hoe, namelijk door het overschot aan zonne-energie van de logistieke site van het familiebedrijf op te slaan in een tweedehandse batterij van 1,4 megawatt. Een primeur voor België, volgens Aertssen.

Om de doelstellingen van COP26 te halen is hernieuwbare energie een must. De betrouwbaarheid van zon- en windenergie is sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van beiden. De Britse accuopslagoperator Zenobē biedt hier een oplossing door batterijen uit elektrische bussen een tweede leven te geven als energieopslagsysteem.

Vanaf 7 december omarmt familiebedrijf Aertssen, dat op z’n kantoren langs de E34 al 5.500 zonnepanelen installeerde met een piekvermogen van 1.650 kilowatt, deze oplossing. In de toekomst produceert Aertssen dus niet alleen de eigen zonne-energie, het overschot wordt ook nog eens opgeslagen op in de Zenobē-batterij. 

Lang zal ze leven
Als batterij voor een elektrische bus wordt er gerekend met een eerste levensverwachting van vijf tot acht jaar. De batterij voldoet daarna niet meer aan de vereisten om een bus aan te drijven, maar dat betekent niet dat alle capaciteit is verloren. Zenobē frist deze batterijen op en geeft hen een tweede leven op een vaste plek. 

Voordelen
Niet alleen is Aertssen zo in tijden van schaarste verzekerd van elektriciteit, ook financieel gaat het bedrijf erop vooruit. Door hun eigen energieopslag hoeven zij geen of minder energie van het net af te nemen op momenten dat de prijzen hoger liggen.

Primeur
Steven Meersman, mede-oprichter van Zenobē: “Het is een primeur voor België dat een busbatterij een tweede leven krijgt als opslagplaats voor hernieuwbare energie op de site. Zo zie je maar dat EV-batterijen perfect mee vorm kunnen geven aan een CO2-neutrale toekomst. Dit project is niet alleen voor Aertssen een verrijking en een belangrijke stap, maar ook voor Zenobē, en alle batterijen die we in België een tweede leven kunnen geven.”