Eerste klimaatdebat met Jetten ging 'eindelijk over de inhoud'

24.02.2022 Jan de Wit

Eerste klimaatdebat met Jetten ging
©Martijn Beekman

Voor het eerst ging de Tweede Kamer in debat met de nieuwe minister voor Klimaat en Energie, Rob Jetten. De Kamer concludeerde dat het ook het eerste klimaatdebat was dat over de inhoud ging, over welke aanpak van klimaatverandering het beste is, in plaats van een debat over de noodzaak van klimaatbeleid.

In het debat verdedigden de regeringspartijen hun beleid en kwam er vanuit de Kamerleden met name vragen over eventuele herverdelingen van de kosten. De oppositie was daarin eensgezind. Als er 35 miljard euro wordt vrijgemaakt om Nederland te verduurzamen, waarom zou er dan niet meer compensatie kunnen komen voor huishoudens die zijn getroffen door de hoge energieprijzen.

“Er gaat 22 miljard euro direct naar de grote bedrijven”, concludeerde SP-Kamerlid Renske Leijten. Dan zou er volgens haar – en zowel linkse als rechtse partijen – ook meer geld naar getroffen huishoudens kunnen, eventueel door het “afromen van overwinsten” van bedrijven die aan de hoge energieprijzen verdienen.

Joris Thijssen (Partij van de Arbeid) en Suzanne Kröger (GroenLinks) dienden daarom ook een motie in om duurzaamheidssubsidies toegankelijker te maken voor lage inkomens. De Kamer stemt op 8 maart over ingediende moties.

Herni Bontenbal (CDA) wees de partijen erop dat bedrijven al betalen voor zowel het nemen van verduurzamende maatregelen als voor het kopen van steeds duurder wordende CO2-rechten. “Laat mij daar vandaag heel duidelijk over zijn: als we 60 procent willen halen, is er geen ruimte voor vervuilende bedrijven. Het is: schoon worden of sluiten”, zo concludeerde Raoul Boucke (D66).

Jetten kreeg daarnaast veel kritiek op zijn uitspraken in NRC dat hij niet meer wil horen dat de energietransitie “haalbaar en betaalbaar” moet blijven. Daar kwam hij van terug. Hij zei duidelijk te hebben willen maken dat klimaatbeleid vooral “groen moet zijn”. De suggesties van de Kamerleden zei hij mee te nemen in het kabinetsoverleg over de koopkracht van huishoudens.