PBL: ‘Realisatie van duurzame energieprojecten staat onder druk’

02.11.2022 Jan de Wit

PBL: ‘Realisatie van duurzame energieprojecten staat onder druk’

Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, heeft de Klimaat- en Energieverkenning 2022 (KEV) aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit de KEV 2022, opgesteld door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), blijkt dat de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen in 2030 vermoedelijk 39 tot 50 procent lager ligt dan in het peiljaar 1990. Onvoldoende, maar ondertussen staat de realisatie van duurzame energieprojecten onder druk vanwege de arbeidsmarkt, vergunningverlening, grondstoffentoevoer en netcapaciteit.

Op Prinsjesdag bood minister Jetten al een concept-Klimaatnota aan de Tweede Kamer aan, hiermee wou hij de klimaatmonitoring en de begrotingscyclus beter op elkaar laten aansluiten.

In de concept-Klimaatnota was alleen de geraamde impact opgenomen van klimaatbeleid dat al in wet- en regelgeving vastligt en van openbare beleidsplannen die per 1 mei 2022 al wel concreet zijn uitgewerkt, maar nog niet definitief zijn goedgekeurd.

Dit deel van de klimaatplannen is voor het PBL nog altijd onvoldoende uitgewerkt om een effect op emissies te kunnen berekenen, maar het kabinet schat de extra emissiereductie op minder dan 10 megaton. Ook hiermee wordt het klimaatdoel niet met voldoende zekerheid gehaald.

Over een deel van de beleidsplannen die voortvloeien uit de Europese pakketten Fit for 55 en REPowerEU wordt nog onderhandeld door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten. Wanneer deze definitief zijn levert dit weer nieuwe opgaven én extra emissiereductie op.

Uit de concept-Klimaatnota bleek al dat de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen in 2030 vermoedelijk 39 tot 50 procent lager ligt dan in het peiljaar 1990. Dat is weliswaar een grotere verwachte reductie dan vorig jaar, toen schatte het PBL de brandbreedte op 38 tot 48 procent, maar het komt nog altijd tekort voor de doelstelling uit het regeerakkoord van minimaal 55 procent emissiereductie in 2030, en bij voorkeur zelfs 60 procent.

Het verschil met de kabinetsstreefwaarde van 55 procent emissiereductie in 2030, ten opzichte van het eerdere doel van 49 procent reductie, bedraagt 12 tot 36 megaton CO2-equivalenten. De restopgave voor het richtdoel van 60 procent emissiereductie in 2030 is 23 tot 48 megaton.

Een deel van de nog niet uitgewerkte plannen uit het Coalitieakkoord kan in 2030 voor 5 à 6 megaton extra emissiereductie zorgen. Hieronder vallen maatwerkafspraken met grote uitstoters, productie van groene waterstof in de industrie, normering van de hybride warmtepomp, prestatieafspraken met woningcorporaties en verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.

Duidelijke knelpunten zetten de bouw van grote zonprojecten onder druk
Knelpunten op het gebied van arbeidsmarkt, vergunningverlening, grondstoffentoevoer en netcapaciteit zijn echter een duidelijk obstakel voor de uitvoering van klimaatbeleid. “De realisatie van duurzame energieprojecten staat onder druk doordat bovengenoemde beperkingen verweven zijn met andere beleidsdossiers”, schrijft het PBL.

Zo zien netbeheerders de productie van 35 terawattuur zon en wind op land in 2030 als maximaal haalbaar op het huidige elektriciteitsnet. Terwijl de RES’en mikken op een uiteindelijke opwekcapaciteit van 54,9 terawattuur. PBL: “Het is belangrijk dat het kabinet zich inspant via wet- en regelgeving om de randvoorwaarden te scheppen die noodzakelijke investeringen mogelijk maken.”

Toch schat het PBL in dat in 2030 85 procent van de elektriciteit hernieuwbaar zal zijn. Dat is 11 procentpunt meer dan de raming van vorig jaar, maar dit zal vooral zijn dankzij extra windparken op zee en niet zozeer vanwege een verhoogde uitrol van zonnestroominstallaties.

Terwijl de vraag naar hernieuwbare elektriciteit dus fors toeneemt, neemt het aanbod in het geagendeerde beleid juist af door een kleiner budget voor zon en wind in de SDE++ de komende jaren, door de introductie van hekjes – en dus ook afgebakende budgetten – in de SDE++.

Holland Solar pleit er daarom voor om de toenemende vraag naar hernieuwbare elektriciteit gepaard laten gaan met extra aanbod. Volgens de brancheorganisatie is er daarom meer ruimte in de SDE++ nodig voor PV, meer steun in de RES’en en een opvolgingsregeling voor de SDE++ voor na 2025. Dat laatste zou de investeringsonzekerheid moeten verminderen.

De Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) presenteert daarnaast een voorstel om de doorlooptijden van duurzame energieprojecten te verminderen. De NVDE pleit voor een tijdsnorm van twee jaar voor alle procedures bij projecten voor de energietransitie. Overheden krijgen één jaar voor vergunningverlening, daarna heeft de initiatiefnemer automatisch een vergunning.

“We hebben snel extra actie nodig, want 2030 is over minder dan honderd maanden”, zegt NVDE- voorzitter Olof van der Gaag. “Het lukte dit jaar om in no time een LNG-terminal uit de grond te stampen in Groningen. Laten we nu doorstampen met duurzame energieprojecten met draagvlak. Dan slaan we twee vliegen in één klap: we halen de klimaatdoelen en worden onafhankelijker van Russisch gas.”

Het extra besparingspotentieel met duurzame energie is behoorlijk
Ook heeft de NVDE tien voorstellen uitgewerkt om 10 procent extra CO2-reductie richting 2030 te realiseren. Met een zakelijke verplichting om elektrisch te leasen en een vergroening van de mobiliteitsbelastingen denkt de NVDE elektrische mobiliteit dusdanig aan te moedigen dat dit 4 megaton CO2-reductie extra op kan leveren.

Door het groeiplafond voor wind- en zonne-energie te schrappen, waarvoor al een motie is aangenomen, en de SDE++ open te stellen voor regelbare CO2-vrije elektriciteitsproductie, zoals met de inzet van waterstof in gascentrales, zou er een extra 6 megaton CO2-reductie kunnen plaatsvinden in de elektriciteitssector.

In de gebouwde omgeving hoopt de NVDE dat huishoudens massaal worden gestimuleerd om zelf te gaan verduurzamen, eventueel met fixbrigades en energiecoaches. Hiervoor moet ook het budget voor duurzame warmtebronnen in warmtenetten worden verdubbeld en schone biomassa worden toegelaten in de SDE++. Dit zou nog eens 3 megaton CO2 kunnen schelen.

Ten slotte is er een extra industriële reductieruimte van 11 megaton CO2. Dit kan worden bereikt door de maatwerkafspraken te concretiseren, de aangekondigde norm voor elektrische boilers naar elektrische warmtepompen uit te breiden, de energiebesparingsplicht een verduurzamingsplicht te maken, serieus werk te maken van de voorgenomen 8 gigawatt groene waterstof en dit binnen een duidelijk kader te stimuleren.