Kabinet publiceert Nationaal Programma Circulaire Economie

14.02.2023 Brendan Hadden

Kabinet publiceert Nationaal Programma Circulaire Economie

Nederland moet zuiniger met grondstoffen omgaan. In het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) 2023-2030 schetst het kabinet maatregelen die de economie op koers moeten brengen om in 2050 volledig circulair te zijn. Producten moeten langer mee, milieuschade moet in de prijzen verwerkt worden en materiaal moet meer hergebruikt worden. Voor de zonnesector betekent dit onder andere strengere normen voor duurzaamheid en materiaalgebruik.

Volgens staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen moet er met het programma een tandje bij worden gezet op weg naar een circulaire economie. Het programma stelt dat er “meer richtinggevende en dwingende maatregelen” nodig zijn.

Ook bevat het NPCE specifieke maatregelen voor vijf productketens die onder andere gekozen zijn vanwege hun belang voor de economie en hun hoge milieu-impact. Een van die productketens, de ‘maakindustrie’, bevat onder andere PV-systemen, windparken en klimaatinstallaties (verwarming en koeling). Voor PV doelt het plan op de gehele markt voor ‘circulaire zon-PV-systemen’, inclusief omvormers, aansturing, constructie en bekabeling.

Het doel is om zonnepanelen met een kleinere CO2-voetafdruk te produceren. Daarnaast moeten de maatregelen aansturen op minder gebruik van gevaarlijke stoffen als lood en PFAS.

Een gelijk speelveld
Het NPCE benadrukt het belang van het creëren van een gelijk speelveld op Europees niveau. Op basis van de Ecodesign-richtlijn zouden er duurzaamheidseisen aan zonne-energiesystemen moeten worden gesteld, met eisen op het gebied van levensduur en repareerbaarheid.

Ook steunt Nederland het voorstel voor een maximum CO2-voetafdruk, met specifieke aandacht voor omvormers omdat deze op dit moment moeilijk te repareren zijn en snel kapot gaan.

Een ander voorstel uit het NPCE op Europees niveau is om te werken aan een energielabel voor zonnepanelen. Dit label zou niet alleen inzetten op ‘module efficiency’, maar ook op andere duurzaamheidsissues.

Inzetten op hoogwaardige verwerking
In het NPCE staat ook beschreven hoe de inzameling en recycling van PV-systemen moet worden georganiseerd. Dit ligt volgens het plan bij Stichting OPEN.

Het doel van Stichting OPEN is om de teruggewonnen grondstoffen in te zetten voor hoogwaardige nieuwe producten, het liefst zonnepanelen. Als zonnepanelen vrijkomen voordat ze ‘end-of-life’ zijn gaat de voorkeur uit naar een tweede inzet, maar om de veiligheid te waarborgen zullen hier wel standaarden aan verbonden zijn (CENELEC-reuse standaard).

Stichting OPEN zal ook verkennen in hoeverre het nog wenselijk is dat gebruikte panelen naar niet-Europese landen worden geëxporteerd. In dat geval zouden de potentieel herwinbare grondstoffen van de panelen immers niet meer beschikbaar zijn voor Europa.

Zicht op grondstoffen
Een ander belangrijk punt binnen de NPCE is de traceerbaarheid van de materialen die in verschillende ketens worden gebruikt. Het programma noemt bijvoorbeeld het ontwikkelen van circulaire productpaspoorten en het gebruik van de Grondstoffenscanner. Dit soort maatregelen moeten het makkelijker maken om de hele productieketen qua materiaalgebruik in kaart te brengen.

Het doel van het in kaart brengen van het materiaalverbruik is ­­­– naast meer hergebruiken – ook om minder schadelijke materialen te gebruiken. Het programma wil lood-, antimoon- en PFAS-gebruik verminderen en alternatieven zoals perovskiet en PV-folie verkennen.

PBL waarschuwt voor duurzaamheid materiaalgebruik
Een van de aanleidingen voor het NPCE is een rapport van Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de voortgang van de circulariteitsdoelen. In het rapport stellen de auteurs dat Nederland niet op schema ligt om de gestelde doelen te halen.

Op het gebied van de maakindustrie (onder andere PV- en klimaatinstallaties) waarschuwt het rapport dat we steeds afhankelijker zijn geworden van de import van kritieke materialen zoals indium, kobalt en zeldzame aardmetalen. Om die reden spoort het rapport het kabinet het beleid op het gebied van circulariteit op te schroeven en dwingendere maatregelen te nemen.

Een andere constatering uit het rapport is dat er nog te weinig maatregelen worden geïmplementeerd die zich richten op de consumptiekant van de economie. Het PBL ontwikkelde om dit te meten de ‘R-ladder’, een instrument waarin zes strategieën worden onderscheiden die tot minder grondstofgebruik leiden.

Het PBL stelt vast dat het huidige beleid vrijwel geen gebruik maakt van het begin van de ladder, waar de treden refuse en rethink onder vallen. Bij deze treden gaat het om het verminderen van consumptie door van onnodig verbruik af te zien, of producten intensiever te gebruiken door ze bijvoorbeeld te delen.