Congestiebestrijding: dweilen met de kraan open?

07.07.2022 Hans Schneider

Congestiebestrijding: dweilen met de kraan open?

Toen Tennet 8 juni j.l. bekend maakte dat het elektriciteitsnet in de provincies Noord-Brabant en Limburg de maximale transportcapaciteit heeft bereikt voor zowel afname als invoeding en beide provincies dus wellicht voorlopig ‘elektrisch op slot’ gaan, buitelde iedereen over elkaar om verontwaardigd snelle oplossingen te eisen. Hoe sneller er oplossingen komen hoe beter, maar het is ook verstandig om na te denken over de oorzaken van congestie.

Hoe zijn we in deze situatie verzeild geraakt? En hoe voorkomen we dat het voorlopig alleen maar erger wordt?
Een deel van het congestieprobleem is conjunctureel en marktgedreven. De hoge gas- en CO2-prijzen, de soms lage of negatieve stroomprijzen, de opkomst van nieuwe technieken, autonome groei van automatisering en robotisering – alles vraagt om méér transportcapaciteit op het elektriciteitsnet.

Meerdere oorzaken van congestie
En natuurlijk zit er ook een probleem bij de netbeheerder. Sommige trends heeft de netbeheerder redelijk goed voorzien zoals de komst van windparken en elektrische auto’s, andere zijn wellicht onderschat,  zoals de exponentiële groei van datacenters en zonne-cellen en de schoksgewijze elektrificatie van sommige industriële processen. Weer andere ontwikkelingen vallen juist tegen. De warmtetransitie  in de bestaande gebouwvoorraad gaat veel trager dan verwacht en voltrekt zich waarschijnlijk lang niet zo planmatig en wijk-voor-wijk als gehoopt. (Wat overigens weer nieuwe risico’s van onstuimige elektrificatie met zich meebrengt…)

Er zijn dus meerdere oorzaken van congestie. Eéntje springt er toch wel bovenuit en dat is het soms ondoordachte, gehaaste of ongeremde groei- en transitiebeleid van de overheid.

Een paar voorbeelden:
•    de actieve werving van datacenters;
•    de ongebreidelde subsidiëring en stimulering van PV; 
•    de fiscale schuif van belasting op elektriciteit naar gas;
•    het ontstaan van negatieve stroomprijzen die de inzet van e-boilers uitlokt; 
•    steden die versnelt fossiele auto's weren, wat een golf van (snel)laders in randgemeenten uitlokt;
•    het schrappen van de zogenaamd dubbele energiebelasting op batterij-inzet; 
•    de subsidiëring van warmtepompen en e-boilers.

Begrijp me goed, dit zijn stuk voor stuk maatregelen met een eigen en wellicht gerechtvaardigde logica, maar ze stapelen op tot een onbeheersbare elektrificatiegolf met een snelheid en omvang die de netbeheerders niet stante pede aankunnen. Tel daarbij op de enorm hoge gas, benzine- en CO2-prijzen en iedereen begrijpt dat bedrijven en burgers fors elektrificeren zodra het kan. Uit voorzorg contracteren sommige bedrijven alvast extra netcapaciteit bij hun netbeheerder.

Het tij keren
Het eind van dit stimuleringsbeleid is nog niet in zicht: een verplichting op elektrisch verwarmen van woningen en een verplichting voor zonnecellen op bedrijfsdaken zijn onderweg. Als we dat soort beleid niet heel precies vormgeven, kan dat tot nóg meer overbelasting van elektriciteitsnetten leiden.
Hoe kunnen we dat tij zo keren?

Eerst een zijstapje. Bij aanvang van de warmtetransitie (het streven naar aardgasvrije wijken) was er veel aandacht voor een wijkgerichte aanpak: welke wijk gaat wanneer van het aardgas, waar komt collectieve warmte of duurzaam gas en wat wordt ‘all-electric’. En dat dan bij voorkeur 10 tot 20 jaar vooruit gedacht. Alhoewel de praktijk van de warmtetransitie behoorlijk weerbarstig blijkt, is zo’n wijkgerichte langetermijnplanning een heel goed idee. 

Iets dergelijks zouden we moeten regelen voor al het beleid dat tot meer elektrificatie leidt. Nu wordt beleid op beleid gestapeld, zonder dat er vooraf wordt nagedacht over de hoeveelheden stroom die daarvoor tegelijkertijd van hot naar her moeten worden getransporteerd. Gevolg: overbelasting en verstopping van het net op specifieke trajecten en op specifieke momenten.

Daarbij moeten we volgens mij niet alleen naar de benodigde transportcapaciteit in de netten kijken, maar ook naar de benodigde menskracht voor al die veranderingen. Beide zijn immers schaars.

Nieuwe wetten krijgen in Nederland een ‘UHT’, een uitvoerings- en handhavingstoets. Ik stel voor dat alle het nieuwe ruimtelijke, economische en energietransitiebeleid voortaan een infrastructuurtoets en een maakbaarheidstoets krijgt voordat het naar de Tweede Kamer gaat. De infrastructuurtoets stelt vragen als: passen de gevolgen van het beleid wel in de elektriciteits- en gasnetten? En: hoeveel nieuwe infrastructuur is er voor nodig en wanneer kan dat klaar zijn? Beleid wordt daarop aangepast.
De maakbaarheidstoets stelt de vraag: Wat is de behoefte aan menskracht voor dit beleid? Hoe hoog is de parameter ‘mensuur per bespaarde ton CO2’? Beleid dat veel menskracht per ton vraagt komt achteraan; beleid met een lage arbeidsinzet per bespaarde ton CO2 mag eerst.

Ik wil maar zeggen: congestie wordt niet veroorzaakt door netbeheerders en ook niet door ondernemers en huishoudens. Congestie wordt deels veroorzaakt door aan aantal systemische en conjuncturele factoren, maar vooral ook door onvoldoende doordacht, onstuimig en soms zelfs monomaan beleid; ruimtelijk, economisch én transitiebeleid. Zoals voorgesteld door Netbeheer Nederland kan dat volgens mij prima ondervangen worden door in het ‘Nationaal Plan Energiesysteem’ uitvoerbaarheid tot randvoorwaarde te verheffen. 

Misschien klinkt mijn analyse hierboven nogal stellig – dat is ook de bedoeling! Lees bovenstaande uitspraken alstublieft als hypotheses en laten we samen onderzoeken of ze kloppen. En als ze weerlegd worden, laten we dan onderzoeken wat de oorzaken wel zijn.

Als we weten wat de oorzaak van netcongestie is, kunnen we denken aan preventie. Nu zijn we vooral de gevolgen van beleid aan het repareren; dweilen met de kraan open.