De jonge talenten van de TU Eindhoven gaan de uitdaging aan

16.06.2023 Brendan Hadden

De jonge talenten van de TU Eindhoven gaan de uitdaging aan

Auto’s laden via het wegdek, ijzerpoeder als energiedrager, batterijen op basis van algen – allemaal cutting-edge technologieën waar de jonge talenten van de TU Eindhoven (TU/e) aan werken. Studenten zetten zelf teams op en gaan onder begeleiding aan de slag met de belangrijkste uitdagingen van de energietransitie. Solar365 sprak met Han van Kasteren, coördinator van de Energy Transition track van de Honors Academy bij de TU/e, over hoe het programma werkt en wat het oplevert.

Drie jaar krijgen de studententeams, om te kijken of hun ideeën levensvatbaar zijn. Dan moeten ze zonder de steun van de Honors Academy verder – vaak met marktpartijen – of besluiten dat het geen toekomst meer heeft.

Dat is het idee achter de Energy Transition track van de Honors Academy bij de TU/e. De Honors Academy is een programma voor studenten die op zoek zijn naar een extra uitdaging binnen hun studie – en dat aankunnen. De Honors Academy is namelijk een ruime dag extra werk, die studenten bovenop hun normale programma moeten kunnen doen.

“Dat betekent natuurlijk dat ze relatief goede studenten moeten zijn”, vertelt Han van Kasteren, coördinator van de Energy Transition track. “Want ze moeten hun reguliere studie relatief makkelijk kunnen doen, anders kun je geen tien uur per week extra aan het programma besteden.”

De uitdaging aangaan
Studenten kunnen zelf een team starten, of zich bij een bestaand team aansluiten. Volgens Van Kasteren krijgen ze begeleiding van coaches zoals hemzelf, maar gaat het er echt om dat ze iets helemaal van de tekentafel gaan bedenken en uitwerken:

“Wat het verschil is met normaal lesgeven is dat wij niet zeggen wat ze moeten doen, maar alleen coachen en adviseren. Dus de studenten hebben de leiding en kunnen zelf keuzes maken. Dat is eigenlijk de kern van challenge-based learning, zoals we dat tegenwoordig noemen.”

Die aanpak is natuurlijk ook uitdagend voor studenten. “Je moet bedenken, het zijn tweedejaars studenten”, vertelt Van Kasteren. “Dus ja, wat weten ze dan? Het zijn wel zeer slimme mensen, maar hun ervaring is natuurlijk beperkt. Dat betekent dat ze dat ook allemaal zelf moeten gaan uitvinden en leren, soms met wat hulp van oudere, al gevestigde studententeams. Dat is wat we willen met de Energy Transition track: je bent gelijkwaardig, er is geen baas in het team, en je moet het gezamenlijk gaan regelen en kijken of je een levensvatbaar idee hebt.”

In sommige gevallen betekent dat dat het allemaal net wat anders uitpakt dan de studenten hadden verwacht. Zo ook een project (Team Better/e) dat aan een nieuw type batterij werkte.

“Ze waren gestart met een gesmolten metaal batterij, maar kwamen erachter dat daar allerlei haken en ogen aan zaten en zijn toen overgestapt naar een redox flow batterij”, vertelt Van Kasteren. “Die bestaan al best wel lang, maar zijn nog niet echt in de markt te koop. En ze zijn meestal gebaseerd op vanadium, wat best een schaars metaal is.”

“Wat zijn de alternatieven? Alternatieven zijn natuurlijk metalen die wel makkelijker te krijgen zijn, zoals ijzer en aluminium. Dus nu werken ze aan het ontwikkelen van een ijzerbatterij.”

Indrukwekkende resultaten
Als het idee van een studententeam potentie lijkt te hebben kan het na drie jaar de omgeving van de Honors Academy verlaten en zelfstandig in een TU/e omgeving verder. “Want dan worden ze volwassen, of wordt het niks”, legt Van Kasteren uit.

Die aanpak heeft een aantal succesvolle initiatieven opgeleverd, door de jaren. Van Kasteren noemt bijvoorbeeld Team Solid, een project dat een manier ontwikkelde om ijzerpoeder als brandstof te gebruiken. Bij het verbranden van de ijzerpoeder komt enerzijds een grote hoeveelheid thermische energie vrij, en anderzijds ijzeroxide, ofwel roest. Het ijzeroxide kan vervolgens worden verzameld, en met behulp van groene waterstof weer worden omgezet in ijzerpoeder. Zolang de waterstof met hernieuwbare energie wordt opgewekt heb je dus een volledig circulaire energiedrager met een hoge energiedichtheid.

“Die zijn zelf verder gegaan, en hebben met behulp van de TU/e en Metalot een 1 megawatt-installatie kunnen realiseren”, vertelt Van Kasteren. “Daarna is het op een gegeven moment niet meer geschikt voor een studententeam. Er komen risico’s bij en je gaat grote hoeveelheden geld ontvangen en verbruiken.”

Het project voor ijzerpoeder als brandstof is doorgegaan in de vorm van RIFT, een bedrijf dat is opgericht door drie voormalig-teamleden van team SOLID. Ondertussen heeft RIFT 28 medewerkers en voerden ze onlangs een succesvolle test uit waarbij ze vijfhonderd huizen in Helmond verwarmden met hun technologie.

Op zoek naar uitdagingen
Omdat de studententeams technologie willen ontwikkelen die echt van toegevoegde waarde is voor de energietransitie en de maatschappij, zijn ze volgens Van Kasteren altijd op zoek naar nieuwe samenwerkingen met bedrijven en ondernemers.

Zo is er onlangs een team een samenwerking met Eindhoven Airport aangegaan, om te onderzoeken of elektrische auto’s in parkeergarages kunnen worden voor energieopslag. “Auto’s staan best wel lang in parkeergarages bij een luchthaven, en in de toekomst worden dat allemaal elektrische auto’s”, legt Van Kasteren uit. “Als er duizend auto’s staan, dan staan er dan dus ook duizend batterijen van 40 kilowatt minimaal. Dat is nogal wat.”

Van Kasteren vertelt dat bedrijven of ondernemingen die een interessante technische uitdaging hebben dan ook welkom zijn zich bij de TU/e te melden. Daarbij is het wel goed om te bedenken dat het niet zomaar om elk klusje kan gaan.

“Het moet wel een beetje vernieuwend zijn en een innovatief karakter hebben”, vertelt Van Kasteren. “En het is ook beter als het niet gelijk om de vertrouwelijke maatregelen van een bedrijf gaat, dus een iets meer generiek karakter heeft.”

Op die manier kunnen samenwerkingen tussen bedrijven en studenten beide partijen vooruit helpen. “Je kan dan met jouw technologie laten zien hoe het in het grote geheel past, en hoe het er aan bijdraagt”, licht Van Kasteren toe. “Dan creëer je toch wat meer draagvlak in de maatschappij, en dat is wel belangrijk in Nederland.”