Hydrozine: waterstof zonder gedoe

11.01.2024 Anne Agterbos

Hydrozine: waterstof zonder gedoe

Wat begon als opdracht voor het studententeam van TU Eindhoven, rolde al snel uit tot een succesvol bedrijf: het halen van waterstof, en daarmee energie uit een waterstofdrager. Deze technologie heeft Max Aerts, oprichter en CEO van DENS, samen met zijn compagnon Tijn Swinkels kunnen doorontwikkelen tot hydrozine aggregaten, daarnaast produceren ze ook (mobiele) batterijsystemen.

Hydrozine is een vloeibare waterstofdrager en wordt ook wel mierenzuur genoemd. Volgens Aerts kan deze technologie bijdragen in de onbalans in het aanbod van energie. Zonne-energie die gedurende de dag in overvloed beschikbaar is, moeten we op andere piekmomentenkunnen gaan gebruiken. Batterijen zijn daarvoor een voor de hand liggende oplossing, maar volgens Aerts is het kostentechnisch gezien niet rendabel om energie in een batterij over een grote afstand te transporteren.

Voor het transporteren van energie kan waterstof een mogelijke oplossing bieden. Aerts vertelt: “Alleen brengt waterstof weer zijn eigen problemen met zich mee, zoals dat het huidige energiesysteem niet op waterstof is ingericht. Daarom zeggen wij, wat als je nou waterstof kan gebruiken op dezelfde manier als je gewend bent bij dieselbrandstof? Dan is de transitie veel gemakkelijker.” Aerts schetst het voordeel van een  waterstofdrager in de vloeibare vorm. “Het ziet eruit als water, en je kan het dus ook tanken zoals je gewend bent. Dit passen we nu al toe in verschillende oplossingen.”

Toepassingen
DENS begon met het idee om hydrozine te gebruiken voor het aandrijven van bussen en auto’s, maar dit idee werd is al snel in de ijskast gezet. Aerts: “Als je nieuwe technologieën op de markt wil brengen wil je eigenlijk zo snel mogelijk een werkend systeem laten zien. We realiseerden ons dat het een serieuze opgave is om een bewegend voertuig met hydrozine als brandstof te maken. Dus we zijn begonnen met een meer eenvoudige toepassing om de brandstof te kunnen testen, namelijk een stationair, stilstaand systeem, en zo kwamen we bij de hydrozine generator terecht.”

“In 2018 zijn we verder gegaan met het ontwerp voor generatoren op hydrozine voor gebruik  in de bouw of voor evenementen. Al snel bleek er door de stikstofcrisis veel behoefte te zijn aan emissieloze oplossingen voor de bouwsector, sindsdien is het voor DENS in sneltrein vaart gegaan”, vertelt Aerts verder.

“In deze aggregaten zit onder andere een kleine batterij, twee jaar geleden bedachten we dat we deze batterij wellicht ook als los systeem zouden kunnen inzetten. We hebben toen besloten ons productportfolio uit te breiden naar energieopslagsystemen in de vorm van mobiele batterij systemen of Powerhubs, en modulaire batterijmodules”, aldus Aerts.

“Inmiddels hebben we kennis gemaakt met de markt, en hebben we kunnen laten zien dat DENS goed werkende systemen levert. Met deze ervaring kunnen we nu verder gaan ontwikkelen en willen we binnen twee jaar hydrozine kunnen toepassen in bewegende voertuigen”, legt Aerts uit.

DENS is de eerste partij wereldwijd die hydrozine verkoopt als commercieel product, en de Nederlandse markt leent zich hier goed voor. “De bouwsector is constant op zoek naar innovatie en slimme oplossingen waarmee een bouwplaats CO2-neutraal kan worden. Wij zijn met name actief in de grond- weg-, en waterbouw, deze infrastructuurprojecten worden vooral door de overheid uitgevoerd, en die moeten zich natuurlijk houden aan het Klimaatakkoord.”

Waarom hydrozine zo goed werkt
Aerts zet nog even de voordelen van hydrozine op een rijtje: “Hydrozine is gemakkelijk te tanken, het is goed op te slaan in grote volumes, en het is veiliger dan waterstof,  gas, of benzine.” Hydrozine heeft net als diesel een vrij hoog vlampunt, wat betekent dat het niet heel brandbaar is. “Ik denk dat de toepassing daarmee laagdrempelig genoeg is om de energietransitie te versnellen, het vraagt namelijk niet om gedragsverandering.”

De grenzen van groei
“Uiteindelijk willen we ook internationaal doorbreken, we kijken momenteel vooral naar markten in België, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Scandinavië. We ontwikkelen alles in Nederland en halen alle halffabricaten uit Europa, in dat opzicht passen deze landen goed bij onze afzetmarkt.

“We zijn nu met ongeveer negentig werknemers. En ja, we willen aan alle kanten groeien. Die groei gemanaged krijgen, dat is wel een serieuze uitdaging.” Aerts noemt het ook wel “groeipijn”: tegen de grenzen van innovatie aanlopen.