Ondernemers en beleidsmakers, let op de Jevons-paradox
03.11.2022 Paul Schenderling
In de afgelopen 35 jaar hebben Nederlandse bedrijven grote stappen gezet om duurzamer te produceren. In dezelfde periode heeft de Nederlandse overheid opgeteld 265 miljard euro uitgegeven aan milieu- en klimaatbeleid – dat is ruim 33.000 euro per Nederlands huishouden, zo’n 950 euro per huishouden per jaar. Deze enorme inspanningen zijn er verricht en dit enorme bedrag gaven we uit, en ondertussen zijn de meeste milieuproblemen verre van opgelost. Hoe kan dat?
De CO2-uitstoot is iets gedaald, maar veel te weinig en veel te langzaam. Als we kijken naar CO2-uitstoot voor consumptie in Nederland en we corrigeren daarbij voor import, dan is de CO2-uitstoot in de afgelopen 35 jaar nog geen 10 procent gedaald, zie grafiek. Het Nederlandse energieverbruik en materiaalverbruik is de laatste jaren zelfs gestegen.
Het hoofdpunt hier is, zoals wel vaker: It’s the economy, stupid! Een gedachtenexperiment illustreert dit. Stel dat bedrijven hun productieketens zodanig aanpassen dat ze per product drastisch minder CO2 zouden uitstoten of materialen zouden verspillen, zeg 50 procent minder, maar de rest van de economie blijft op dezelfde manier functioneren, wat zou er dan gebeuren?
Consumenten hebben nog steeds een prikkel om méér te consumeren dan de aarde aankan en bedrijven hebben nog steeds een prikkel om mensen méér producten te laten kopen, ook als meer consumptie mensen niet gelukkiger maakt en de aarde overbelast.
Het gevolg is dat de milieuwinst die in de productieketen geboekt is grotendeels ongedaan gemaakt wordt doordat er elders in de economie meer geconsumeerd wordt. Dit mechanisme heet de Jevons-paradox.
Meer milieuwinst betekent doorgaans een financiële besparing
De achtergrond hiervan is als volgt. In de 19de eeuw raakten in Engeland de kolenreserves langzaam op. Dus men begon oplossingen in te voeren die ervoor zorgden dat kolen efficiënter konden worden gebruikt. Maar toen het kolenverbruik steeds efficiënter werd, raakten de kolenreserves juist steeds sneller op in plaats van langzamer. Waarom?
In 1865 schreef de Britse econoom William Stanley Jevons een boek waarin hij uitlegde dat grotere efficiëntie leidt tot lagere gebruikskosten. Dit moedigt mensen aan om méér te verbruiken in plaats van minder. Zo leidt in ons huidige economische systeem meer efficiëntie niet tot een lager maar tot een hoger verbruik.
We kunnen de Jevons-paradox ook illustreren met een hedendaags voorbeeld. Een fabrikant van mobiele airconditioning wist de verspilling van energie en materialen in de keten aanzienlijk te verminderen, zowel in haar eigen bedrijfsprocessen als voor de eindgebruiker.
De manager kwam er al snel achter dat dit niet alleen milieuwinst opleverde, maar ook financiële besparingen: de verspilde energie en materialen hoefden niet meer ingekocht te worden en voor de consument gingen de verbruikskosten omlaag. Haar product werd het zuinigste in zijn klasse en de verkoop steeg.
En dat was nog niet alles: door de efficiëntere bedrijfsvoering kon ze de prijs van haar product verlagen, of ze kon per product meer winst maken. Als ze de prijs verlaagde, dan konden consumenten nóg meer kopen. Weg milieuwinst.
Als ze meer winst zou maken, dan kon ze die winst uitkeren aan de eigenaren van het bedrijf of aan de werknemers, als winstdeling. De eigenaren of werknemers zouden dan een hoger inkomen hebben en meer kunnen consumeren. Weg milieuwinst. Hoe goed en succesvol haar aanpak ook was, uiteindelijk kreeg ze het niet voor elkaar om de milieuwinst veilig te stellen.
Het kan ook anders
Er zijn natuurlijk allerlei varianten van dit mechanisme, soms met een grote energiebesparing en materialen, soms met een kleine besparing, en soms met een grotere voorinvestering.
Maar welk voorbeeld je ook neemt, een milieubesparing leidt in de regel tot een financiële besparing. En een financiële besparing leidt altijd tot meer consumptie, in een of andere vorm.
Dit fundamentele mechanisme verklaart waarom het enthousiasme dat in eerste instantie ontstaat over aanpassing van bedrijfsprocessen – ‘people, planet, profit’, ‘duurzaam ondernemen’, ‘cradle-to-cradle’, ‘circulaire economie’, enzovoorts – telkens na een paar jaar alweer vervlogen is. Het zijn mooie woorden die de illusie kunnen wekken van milieuwinst.
Maar uiteindelijk levert het te weinig op, omdat de milieuwinst die aan de productiekant van de economie geboekt wordt aan de consumptiekant van de economie weer grotendeels ongedaan gemaakt wordt. Dat is dus dweilen met de kraan open en dat kunnen we ons in de toekomst niet meer permitteren.
Om de uitputting van de aarde te stoppen en om de toekomst van mensen dichtbij en ver weg, nu en straks, veilig te stellen, moet onze negatieve milieu-impact veel effectiever en veel sneller omlaag worden gebracht. Echt effectieve actie is alleen mogelijk als het beleid zich ook richt op het aanpakken van overconsumptie. Gelukkig kan het ook anders.
Sufficiency-driven business models
Bedrijven kunnen zich richten op sufficiency-driven business models. Dat zijn businessmodellen die gericht zijn op het voorzien in klantbehoeften binnen de grenzen van de aarde, door tevredenheid centraal te stellen in plaats van het eindeloos opstuwen van behoeften. Dit kan leiden tot loyale klanten, feedbackloops over het gebruik van producten en diensten – en daarmee waardevolle informatie voor voortdurende verbetering, en concurrentievoordelen. Denk aan Patagonia.
Overheden kunnen zich richten op het verschuiven van belasting van arbeid naar consumptie. Deze inkomensneutrale maatregel resulteert in een forse verspillingsreductie in de economie, die niet alleen zorgt voor veel betere milieu-uitkomsten maar ook voor een tastbare verbetering van de welvaart voor iedereen. Ook zal de maatregel leiden tot nieuwe deelinitiatieven en op termijn tot meer vrije tijd en minder stress.
Zo ontstaat er dus ruimte voor mensen om meer bezig te zijn met dat wat werkelijk gelukkig maakt. Kortom, ondernemers en beleidsmakers, let op de Jevons-paradox!