Onderzoekers van de TU Delft vonden een chemische samenstelling die schade aan de batterij vermindert, meldt de Volkskrant. De onderzoekers publiceerden hun resultaten in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications en denken dat hun ontdekking snel kan worden toegepast door accuproducenten.

Momenteel is de litium-ion-accu het meest gebruikte type batterij, maar lithium is een schaars metaal wat de kosten van accu’s hoog houdt. Een accu die langer meegaat zou leiden minder afgedankte producten en lagere kosten.

De onderzoekers van de TU Delft vonden een nieuwe mix van vijf zouten die bijzonder effectief functioneert als beschermlaagje voor de accu. Dit beschermlaagje is volgens de Volkskrant een essentieel onderdeel van de accu: het vormt zich tussen het elektrolyt (een oplosmiddel met zouten) en de anode en kathode, en heeft als functie het tegenhouden van elektronen en het doorlaten van de lithium ionen die de energie transporteren. Bij het laden en ontladen raakt het laagje beschadigd en gaan lithium ionen verloren – dit is hoe de batterijcapaciteit langzaam daalt.

De nieuwe mix van de Delftse onderzoekers zou het verloop van deze beschadiging vertragen. Hoogleraar elektrische energieopslag en hoofdauteur van het onderzoek Marnix Wagemaker sprak tegen de Volkskrant over de mogelijkheden: “Hoewel ik geen accuproducent ben, denk ik dat onze vinding direct en vrij eenvoudig toegepast kan worden in bestaande productietechnieken.”

Het artikel van de Volkskrant noemt als voorbeeld van een mogelijke toepassing het Nederlandse bedrijf LeydenJar. De accu die zij hebben ontwikkeld kan 70 procent meer energie opslaan, maar kan momenteel maar 450 keer volledig worden opgeladen en ontladen. Volgens Wagemaker is de hoop dat de Delftse oplossing dit naar de 800 cycli kan tillen die nodig zijn om het bruikbaar te maken voor e-auto’s.

“Of in de praktijk een factor twee haalbaar is, weet ik niet”, nuanceert Wagemaker. “Maar zelfs 20 procent meer is al een belangrijke stap voorwaarts en het chaosconcept biedt kansen op verdere ontwikkeling.”