Als de val van het kabinet maar geen voorbode is…
10.06.2025 Hans van Cleef Hoofd Energy Research & Strategy bij Publieke Zaken

Het kabinet is gevallen. Nog geen jaar nadat de coalitie een regeerprogramma vormde, koerst Nederland af op de volgende verkiezingen. Het is niet het eerste kabinet dat de eindstreep niet haalt, en het zal ook zeker niet het laatste zijn. Maar het zette mij wel aan het denken over de overeenkomsten tussen de energietransitie en de politiek. En áls je er dan even over nadenkt, dan zijn er best grote overeenkomsten te noemen. Ik zal er drie uitlichten.
Van centraal naar decentraal
Het is nog niet zo lang geleden dat we in Nederland dusdanig grote politieke partijen hadden dat er met twee partijen al een coalitie met een ruime meerderheid in de Tweede Kamer geformeerd kon worden. Zo had de PVDA tot 2002 altijd meer dan 35 zetels. Het latere CDA had tot het eind van de jaren tachtig zelfs altijd meer dan 50 zetels. Na de laatste drie verkiezingen hadden we echter minimaal vier partijen nodig om een coalitie te vormen. Verder zagen we het aantal politieke partijen de afgelopen jaren flink toenemen. In 2021 deden een recordaantal van 37 politieke partijen mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Dat zijn 37 partijen die zich willen profileren en hun achterban vertegenwoordigen.
Deze versnippering van de politiek zou je kunnen vergelijken met de verandering van de energie- en elektriciteitsmix. Ook de opwek van energie is meer versnipperd. Door de komst van zon- en windenergie wordt elektriciteit veel meer decentraal opgewekt dan voorheen. Eerder hadden we grote energiecentrales (vooral kolen- en gascentrales) die vanuit één punt veel consumenten bedienden. Door de versnippering van ons energieaanbod lopen we ook tegen uitdagingen aan als voorspelbaarheid en beschikbaarheid van ruimte op het elektriciteitsnet. Tot slot hebben we niet alleen veel meer producenten (van kolen- en gascentrales tot wind- en zonenergie producenten), maar zijn veel van die producenten ook zelf consument. Het maakt zowel de politiek als de elektriciteitsmarkt een stuk complexer.
Van lang naar kort
Een belangrijk voordeel van grote politieke partijen dat er ruimte voor deze politieke partijen ontstaat om langjarig beleid te maken. Dit kan in de veronderstelling dat je niet slechts één regeerperiode aan het roer staat, maar in staat bent om langere tijd aan een dossier te werken. In het huidige politieke landschap ligt de focus vooral op het tevreden proberen te stellen van de kiezer op de korte termijn. Er zijn immers altijd nieuwe verkiezingen in aantocht. Dit gaat ten koste van langjarig beleid.
Met meer zon- en wind wordt onze elektriciteit niet alleen vaker decentraal opgewekt, maar wordt het aanbod van energie ook volatieler – of beweeglijker. De zon schijnt niet 24 uur per dag en het aanbod van wind kan ook van uur tot uur verschillen. Hernieuwbare energie is net als Nederlandse kabinetten vaak ‘demissionair’. Dat is op zich geen probleem, maar het vergt wel veel meer inspanning van energiebedrijven en netbeheerders. Zij moeten er voor zorgen dat het elektriciteitsnet niet overbelast wordt en er ook altijd aan de vraag naar elektriciteit kan worden voldaan. Ook hier is dus (investerings-)beleid nodig dat verder kijkt dan de huidige (korte termijn) opwek van energie en dat maakt dat de elektriciteitsnetten ook in de toekomst aan de eisen blijven voldoen.
Noodzaak voor stabiliteit
Met nieuwe verkiezingen in aantocht zal het huidige demissionaire kabinet waarschijnlijk blijven regeren voor díe onderwerpen die volgens de Tweede Kamer niet kunnen wachten. En dat zijn er nogal wat. Er liggen belangrijke beslissingen te wachten op het gebied van veiligheid/defensie, stikstof, migratie en het budget voor het komende jaar moet ook nog worden afgerond. Menig kiezer snakt naar langere stabiliteit in het beleid. Iets dat ook door bedrijven omarmd zou worden omdat veel investeringen voor de verdere toekomst – bijvoorbeeld in verduurzaming van bedrijfsprocessen – nu niet doorgaan. Niet alleen omdat de marktomstandigheden onzeker zijn, maar ook omdat de politieke risico’s voor bedrijven in ons land de afgelopen jaren fors zijn toegenomen. Bedrijven weten niet meer waar ze aan toe zijn en dat werkt verlammend.
Stabiliteit is ook nodig voor ons energieaanbod. Meer zon- en wind in de energiemix leidt tot een volatieler aanbod dan de traditionele energiebronnen. Een volatieler aanbod is geen enkel probleem, zolang het energiesysteem hierop voorbereid is. Dit houdt in dat naarmate er meer zon- en wind in de mix komt, er toch ook voldoende alternatieven moeten zijn voor de momenten dat dit niet het geval is.
Dit kan deels door het opslaan van de elektriciteit in bijvoorbeeld batterijen. De mogelijkheden voor langdurige opslag van elektriciteit zijn vooralsnog beperkt. Daarom is het nodig dat er ook flexibele energiecentrales beschikbaar blijven die elektriciteit kunnen opwekken wanneer dat met zon- en windenergie of opslag niet kan. De onder druk staande kern-, kolen- en gascentrales kunnen – indien nodig – een constante ‘base-load’ aan elektriciteit leveren. Tot slot zijn er grote investeringen nodig om het elektriciteitsnet uit te breiden om verdere elektrificatie van onze energievraag, en stabiliteit, te kunnen (blijven) realiseren.
Leert de energiemarkt van de politiek?
De politiek én de energiemarkt zijn de afgelopen jaren flink versnipperd geraakt. Daarnaast is de focus verschoven van lange naar korte termijn. Tot slot is de noodzaak voor stabiliteit steeds urgenter om grootschalige investeringen los te krijgen. Het laat zien dat er veel overeenkomsten zijn tussen de politiek en de energiemarkten. Eén grote black-out in Spanje liet onlangs zien wat de gevolgen van een falend energiesysteem kunnen zijn voor de maatschappij en de economie. Laten we hopen dat de val van kabinet Schoof I ook niet een voorbode is van het falen van de elektriciteitsmarkt in Nederland en dat elke vergelijking op dit punt mank gaat.