Ben jij ergofoob of ergofiel?

24.01.2023 Brendan Hadden

Ben jij ergofoob of ergofiel?

Waarom hebben we nog geen vliegende auto’s? Of een maanbasis? Of nanotechnologie? In het boek Where’s my flying car? schrijft John Storrs Hall dat we een ergofobische samenleving zijn geworden: bang om energie te verbruiken. Nu we met zon en wind steeds meer goedkope energie kunnen produceren is het volgens sommigen tijd om die angst te overwinnen.

In 1949 maakte Moulton Taylor de eerste testvlucht in zijn zelfontworpen Aerocar. In 1959 schetste de fysicus Richard Feynman al hoe we werkende nanotechnologie (technologie die op het niveau van atomen en moleculen werkt) zouden kunnen creëren. En in 1969 zette Neil Armstrong voor het eerst voet op de maan en leek een nieuw tijdperk van ruimtemissies te zijn aangebroken.

Als je je afvraagt waarom we daarna weinig meer van deze doorbraken hebben gehoord, heeft schrijver John Storrs Hall één woord voor je: energie. Voor veel innovatie geldt namelijk niet dat we het technologisch niet kunnen, maar dat het te veel energie zou kosten. Echter, volgens Storrs Hall is dit een beperking die we onszelf hebben opgelegd.

Hoe we energie de rug toekeerden
Storrs Hall beschrijft hoe we vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw intensief energieverbruik steeds negatiever zijn gaan zien. De Koude Oorlog en de dreiging van kernwapens schepte angst voor de vernietigende capaciteit van energie. De oliecrisis van 1973 liet zien wat er gebeurde als we te afhankelijk werden van bepaalde energiebronnen en de landen die ze controleerden. En ecologische fenomenen als smog en zure regen waren een zichtbare indicatie van het vervuilende effect dat energieverbruik kan hebben.

Al dit had zijn weerklank in ons energieverbruik: in plaats van meer, moest energie efficiënter worden verbruikt. Duurzaam, hernieuwbaar en groen waren de kernwoorden. Storrs Hall laat zien hoe energieconsumptie per hoofd van de bevolking na de Industriële Revolutie exponentieel groeit (de ‘Henry Adams curve’), maar rond 1973 afvlakt en nooit meer de stijgende lijn van daarvoor herpakt. In de onderstaande figuur (die maar tot 1965 teruggaat) kun je ook het einde van de stijging in energieverbruik in Nederland zien.

Tegenwoordig wordt ergofobie met name door klimaatverandering gedreven. Je ziet het sentiment terug in bewegingen als degrowth of solarpunk: groepen die vinden dat we kostte wat kost ons energieverbruik moeten leren beperken.

Energieverbruik in de VS en de 'Henry Adams Curve' (bron: Works in progress)
Energieverbruik per hoofd van de bevolking in Nederland (blauw) en de VS (paars) (bron: BP)

De energiemeter overbodig maken
Storrs Hall heeft geen begrip voor de ergofobische mentaliteit – hij doet het als irrationeel af – maar anderen zijn daar genuanceerder in.

Volgens Benjamin Reinhardt, een journalist voor Works in progress, is het niet gek om tegen meer energieverbruik te zijn als het dreigt de planeet onleefbaar te maken. Toch denkt Reinhardt dat energieverbruik limiteren niet het antwoord is. Hij schrijft dat hoewel ons groeiende energieverbruik problemen heeft gecreëerd, die problemen er niet onlosmakelijk aan verbonden zijn.

Met de beschikbare middelen om duurzaam elektriciteit op te wekken is ergofobie misschien wel overbodig geworden. Onderzoekers van denktank RethinkX schetsten onlangs hoe een energiesysteem eruit zou zien met 100 procent hernieuwbare energie uit zon en wind, aangevuld met batterijopslag. RethinkX laat in het rapport zien wat een ‘overgedimensioneerd’ systeem (met vier of vijf keer meer opwekcapaciteit dan de energievraag) zou kunnen betekenen: een overschot aan hernieuwbare energie dat tegen marginale kosten kan worden geproduceerd.

Reinhardt trekt dit toekomstbeeld door: “Energie zal altijd geld kosten. Maar we zouden het op een punt kunnen krijgen waar, net als mobiele data, je voor een vast tarief een onbeperkte hoeveelheid kan gebruiken. In andere woorden, het ‘te goedkoop voor de meter’ maken.”

Een ergofiele wereld
Misschien ben je toch nog een beetje ergofoob. Misschien vind je dat we eerst maar eens het kleine groepje grootverbruikers moeten aanpakken, voordat we nog meer energie gaan verbruiken. Of misschien vind je dat vliegende auto’s, ruimtevaart en microscopische robots überhaupt in science-fiction boeken thuishoren.

Maar Reinhardt wijst erop dat energie meer dan gadgets is. Hij schrijft: “Door onze ambities op het gebied van energie te begrenzen kiezen we voor permanente schaarste.” Om dit concreet te maken: het TNO schat in dat er in Nederland 140.000 huishoudens in ‘energiearmoede’ leven. Deze huishoudens hebben niet de middelen om te verduurzamen en zien de kosten van hun energieverbruik steeds meer oplopen.

Wereldwijd is de energiekloof nog veel schrijnender. De demograaf Hans Rosling was van mening dat je de ongelijkheid in de wereld kon aantonen op basis van de hoeveelheid energie die mensen verbruiken. Ten tijde van zijn TED-talk in 2010 waren de rijkste miljard mensen verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het wereldwijde energieverbruik. Wat dat betekent licht hij toe met het verhaal van de eerste keer dat zijn moeder een wasmachine in huis kreeg: opeens had ze de tijd om met hem naar bibliotheek te gaan en Engels te leren.

Reinhardt beschrijft zichzelf om die reden als een “ergofiel”: hij houdt van energie-intensieve processen en meer energie beschikbaar maken voor iedereen. “De fysieke mogelijkheden waar energie ons toegang tot geeft zijn de enige manier waarop de wereld van de toekomst er drastisch beter uit ziet”, schrijft hij. “Een duurzame wereld daarentegen, impliceert dat onze mogelijkheden nu goed genoeg zijn.”

Volgens Reinhardt is dat geen eerlijke uitkomst: “Alleen in een ergofiele wereld kan iedereen de kwaliteit van leven hebben waar wij als kleine groep vandaag van genieten.”