Buitenlands geld blijkt inderdaad niet te stinken

01.04.2021 Simone Tresoor

Buitenlands geld blijkt inderdaad niet te stinken

Naar aanleiding van het artikel “Buitenlandse investeerders gaan er vandoor met mijoenensubsidies én winst van zonneparken" zat politiek Den Haag rechtop, berichtten wij eerder dit jaar. Minister Bas van ’t Wout informeerde de Tweede Kamer en ziet geen reden om het SDE-beleid te wijzigen.

Volgens de minister klopt het dat van de 33 grootste zonneparken 79% in de handen van buitenlandse investeerders is. Het beeld dat door buitenlands eigenaarschap van deze parken 889 miljoen euro aan subsidiegeld naar het buitenland verdwijnt, verdient nuancering.

Buitenlands kapitaal is nodig voor een sluitende businesscase

De subsidies worden ingezet om de onrendabele top van projecten af te dekken. In het geval van doorverkoop heeft de nieuwe eigenaar de betreffende toekomstige SDE-inkomsten, tezamen met de energieopbrengst, dus ook nodig om de in Nederland betaalde aankoopprijs te dekken en daarbij een bepaald rendement op de investering te behalen. Doordat het mogelijk is om de SDE-beschikking over te dragen, draagt deze beschikking bij aan het aantrekkelijk houden van het starten van hernieuwbare energieprojecten in Nederland.

De minister legt uit: “Het doel van het klimaatbeleid is om zo veel mogelijk duurzame energie voor de Nederlandse markt op te wekken. Om het benodigde kapitaal hiervoor te realiseren, is de inzet van vele partijen, - zowel internationaal, als nationaal en lokaal - nodig. Daarnaast geldt dat er ook bij de meer conventionele productie van elektriciteit sprake is van buitenlandse aandeelhouders die veelal op de Noordwest-Europese energiemarkt opereren. Ik sta dan ook niet negatief tegenover dergelijke ontwikkelingen.”

50% lokaal eigendom in 2030

In de brief van de minister valt te lezen dat in het Klimaatakkoord is afgesproken dat wordt gestreefd naar 50% lokaal eigendom bij duurzame-energieprojecten in 2030 als manier om het maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie te vergroten. Bij 40,4% van de zonneparken is geen sprake van lokaal eigendom. Het aandeel van 4% lokaal eigendom kan worden verklaard doordat de meeste zonneparken zijn ontwikkeld voordat de afspraken in het Klimaatakkoord over het streven naar lokaal eigendom zijn gemaakt. Op het moment dat een Nederlandse projectontwikkelaar zijn deel van het zonnepark verkoopt aan een buitenlandse investeerder, blijven de overeengekomen eigendomsverhoudingen en gemaakte afspraken met de omgeving gelden. Het doorverkopen, al dan niet aan buitenlandse investeerders, draagt bij aan het verkrijgen van de benodigde financiering voor de energietransitie.

Van ’t Wout: “Ik sta niet negatief tegenover buitenlands aandeelhouderschap van Nederlandse parken. De Nederlandse energiemarkt maakt immers onderdeel uit van een vrije Europese markt. Eigenaarschap van buitenlandse investeerders moet echter wel in verhouding staan tot lokale wensen. In het geval dat de omgeving onvoldoende heeft kunnen meedenken en meebeslissen over de mate waarin lokaal eigendom bij een zonnepark gewenst is, worden de afspraken uit het Klimaatakkoord geschonden."

Geen reden om SDE++ te wijzigen

Op de vraag of hij andere randvoorwaarden voor de SDE++ wil antwoordde de minister: “De SDE++ is bedoeld om op een kostenefficiënte manier CO2 te vermijden en zorgt ervoor dat projecten voor hernieuwbare energie een sluitende businesscase hebben. Het streven naar 50% lokaal eigendom gaat daaraan vooraf en goed participatiebeleid helpt hierbij. Ik zie ik geen aanleiding om tot bijstelling van het beleid te komen. Wel verwacht ik dat de huidige beleidsinzet ten aanzien van participatie de komende tijd zal leiden tot een hoger aandeel lokaal eigendom.”