RES-regio’s lijken 35 terawattuur zeer waarschijnlijk te gaan halen, maar streefdoel nog ver uit zicht
07.12.2023 Jan de Wit
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) verwacht dat wind- en zonneparken op land in 2030 voor 34 tot 44 terawattuur elektriciteit zullen opwekken. Het doel uit het Klimaatakkoord om 35 terawattuur op te wekken met wind- en zonneparken in 2030 wordt daarmee “zeer waarschijnlijk” gehaald, dat concludeert het PBL in de Monitor RES 2023: Een voortgangsanalyse van de Regionale Energiestrategieën (RES’en). Het streefdoel van 55 terawattuur blijft echt ver weg, ook stagneert de groei op langere termijn.
35 terawattuur elektriciteit uit zonne-en windparken op land “is goed haalbaar” zo concludeert het PBL in zijn RES-monitor. Naar verwachting komt de opwekcapaciteit uit op 34 tot 44 terawattuur in 2030. Hiermee ligt de doelstelling ruim binnen de bandbreedte.
Tegelijk blijft het streefdoel van 55 terawattuur dat de RES-regio’s zichzelf hebben meegegeven buiten zicht. Zelfs wanneer de snelle groei van zonnepanelen op daken van huishoudens wordt meegerekend komt het streefdoel nog niet binnen de bandbreedte. Dit kan volgens het PBL namelijk maximaal 5 terawattuur opleveren.
Een derde van de regio’s ligt op schema om de ambities te realiseren, maar bij de helft van de regio’s vertraagt het tempo juist. Volgens het PBL zorgen ruimtelijke restricties, netcongestie en bureaucratische vertraging ervoor dat de concretisering van de plannen vertraging oploopt.
Het Nationaal Plan Energiesysteem suggereert aankomende problemen
In het recent gepresenteerde Nationaal Plan Energiesysteem schetst het ministerie van Economische Zaken en Klimaat hoe het energiesysteem er richting 2050 uit komt te zien. Het aandeel elektriciteit in het totale energieverbruik zal daarin stijgen van 20 procent nu, naar 50 tot 70 procent in 2050. Het is dan ook niet voor niks dat Rob Jetten, inmiddels demissionair minister voor Klimaat en Energie eerder stelde dat maximale groei van de elektriciteitsproductie no-regret is tot 2035.
Zeker met de zogeheten indicatieve subdoelen vraagt dit een constante groei van de opwekkingscapaciteit van wind- en zonne-energie. De groeiende stroomvraag komt namelijk vanuit alle sectoren en zowel lokaal als regionaal. Hoewel het buiten de scope van deze RES-monitor valt, signaleert het PBL nu al dat de doelen na 2030 problematisch kunnen worden doordat de groei al aan het stagneren is.
Het PBL ziet namelijk dat zowel de concretisering als de uitvoering van nieuwe en lopende wind- en zonneparken vertraging oplopen, of ze worden zelfs afgeblazen. Zo zijn er zonneparken niet doorgegaan ondanks dat zij subsidie toegekend gekregen hadden. Een negatieve primeur volgens het PBL.
Aanhoudende onzekerheid
Wat de concretisering van de plannen van de RES-regio’s ingewikkelder maakt is dat er nog veel onzekerheden bestaan richting de toekomst. Het PBL noemt bijvoorbeeld de SDE++-regeling die in 2025 afloopt voor grootschalige wind- en zonprojecten. Het is nog altijd onduidelijk of er daarna ook financiële ondersteuning beschikbaar zal zijn voor dit soort projecten.
Daarnaast worden de mogelijkheden voor zonneparken beperkt als gevolg van de recent gepresenteerde voorkeursvolgorde zon. Hoewel deze beleidsmaatregel nog geen wettelijk vaststaand feit is, lijkt er wel een brede Kamermeerderheid voor te zijn. Ook in de nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer.
Al met al is de gemene deler hier voor de RES-regio’s dat de context waarin zij werken steeds verandert. Nadat de planfase is doorlopen en de regio’s zich bezighouden met de concretisering en de uitvoering veranderen de spelregels en komen er nieuwe knelpunten.
Hoewel er veel steun is voor maximale opwekcapaciteit van hernieuwbare energie, zowel politiek als bij de uitvoerende partijen, worden er regelmatig bouwstenen weggehaald of wordt er een ander perspectief gevraagd, zoals meer aandacht voor lokale participatie. Dit zorgt voor uitvoerende onzekerheid, maar het biedt volgens het PBL ook een kans “om de verschillende belangen, lokaal en bovenlokaal, samen te brengen en de dialoog over hernieuwbare energie op land te versterken”.