Nationaal Plan Energiesysteem: ‘Maximale groei van de elektriciteitsproductie is no-regret tot 2035’
04.07.2023 Jan de Wit

Het kabinet heeft het langverwachte Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energiehoofdstructuur gepresenteerd. Hierin staan de strategie, richtinggevende keuzes en ruimteopgave voor een CO2-neutraal energiesysteem. Het elektriciteitssysteem wordt “de ruggengraat van het energiesysteem” en daarom is “maximale groei” van het groene stroomaanbod “no-regret” tot 2035. Na 2035 is afhankelijk van maatschappelijke en economische ontwikkelingen, maar verdere groei blijft noodzakelijk. Zo gaat het kabinet “in alle sectoren uit van de hoogste vraagscenario’s”.
Het Nationaal Plan Energiesysteem is een eerste aanzet van het kabinet om het energiesysteem in 2050 en de hiervoor noodzakelijke keuzes te schetsen. Het gaat hierin ook om de manier van bouwen, besparen, verdelen en versnellen van de energietransitie.
“We willen nu en in de toekomst een betaalbaar, betrouwbaar, veilig, duurzaam, rechtvaardig en participatief energiesysteem. Het moet Nederland in staat stellen economisch krachtig te zijn. Sterker nog, het draagt bij aan brede welvaart voor alle Nederlanders. Daarnaast moet het energiesysteem zorgvuldig ruimtelijk ingepast worden zodat er een gezonde en fijne leefomgeving is”, zo schrijft Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, aan de Tweede Kamer.
“Het Nationaal Plan Energiesysteem kijkt met een integrale blik en vanuit klimaatneutraliteit in 2050 naar het energiesysteem. Door de ontwikkelpaden van energieketens en vraagsectoren in kaart te brengen, wordt helder waar deze niet op elkaar aansluiten. Hier zijn dus keuzes nodig.”
Het kabinet heeft hiervoor vijf richtinggevende keuzes gemaakt. Nederland moet met elektriciteit, waterstof, koolstof en warmte inzetten op maximaal aanbod, energiebesparing, verdelen bij schaarste, internationale samenwerking en samen sturen.
Het Programma Energiehoofdstructuur biedt daarbij richtlijnen voor de verdeling van schaarse ruimte in Nederland en is daarom samen met Hugo de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, opgesteld. “Die ruimte vroegtijdig beschikbaar maken is cruciaal voor het realiseren en versnellen van de energietransitie”, stelt Jetten.
Beide stukken zijn nog conceptversies. Minister Jetten gaat nu met overheden, sectoren, bedrijven, maatschappelijke partijen en burgers in gesprek om eind dit jaar met de definitieve versies te komen. Daarna wordt het Nationaal Plan Energiesysteem iedere vijf jaar geactualiseerd en het Programma Energiehoofdstructuur iedere vier jaar.
Maximaal aanbod van elektriciteit
Het kabinet gaat voor de energieproductie, ontwikkeling van importketens en robuuste uitbreiding van de energie-infrastructuur in alle sectoren uit van de hoogste vraagscenario’s. Dat geeft strategische leveringszekerheid, heeft een gunstig effect op Nederland als vestigingsklimaat en afschalen is makkelijker dan opschalen. “Het kabinet wacht ontwikkelingen niet af maar doorbreekt de onzekerheid door nu maximaal op te schalen.”
Om minder energieafhankelijk te worden wil het kabinet dat de nationale productie van groene stroom minstens de eigen stroombehoefte dekt. Ook moet er genoeg zijn om een strategisch deel van de groene waterstof zelf te produceren. Hoeveel dit is wil het kabinet uitwerken in het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem.
Dat betekent dat groene stroom “straks de ruggengraat van het energiesysteem” zal zijn en dat het elektriciteitssysteem als eerste CO2-neutraal moet zijn. Dat moet al in 2035 gerealiseerd zijn met windparken op zee, kernenergie als basislast en zonnepanelen op land – en dan met name op daken. Maar ook daarna moet het aanbod van groene stroom blijven groeien.

Lees ook: Netbedrijven: 'Groter aandeel windenergie in 2050, ondanks overdimensioneren van zonnepanelen'
Om die enorme groei bij te benen gaat het kabinet met de netbeheerders een sturend en integraal plan voor de verzwaring van de infrastructuur opstellen. Daarnaast wordt er werk gemaakt van de verbindingen met buurlanden en systeemflexibiliteit.
Meer vormen van energieopslag, lokale energiehubs, flexibele vraag en CO2-vrij regelbaar vermogen moeten én een goede businesscase krijgen én daadwerkelijk netcongestie voorkomen. Voor kleinschalige batterijen ziet het kabinet een rol in het opvangen van korte-termijn onbalans in vraag en aanbod of op regionaal, wijk- en buurtniveau. Dit kan met een lokale energiehub. Om dit te stimuleren start het kabinet het Programma Stimulering Energiehubs. Grootschalige batterijen moeten voor de balans in het hoogspanningsnet zorgen.
Lees ook: Huidige batterijprojecten geen oplossing voor afnamecongestie
Idealiter worden de batterijen volgens het kabinet over Nederland verspreid, met een voorkeur in de buurt van hoogspanningsstations. Minister Jetten wil daarom met netbeheerders en provincies scherper locatiebeleid en inrichtingsprincipes voor batterijen presenteren in het eerste kwartaal van 2024. Ook komt er een concreet plan voor de verduurzaming van de elektriciteitssector tot 2035 in het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem, eventueel met een aangepast marktontwerp.
De oorlog in Oekraïne heeft het kabinet ten slotte laten inzien dat het “bij onvoorziene (geopolitieke) omstandigheden” verstandig is om voldoende strategische voorraad te hebben. Ook al wordt de beschikbaarheid van energie “met name in de transitiefase” onzekerder, door de productie van hernieuwbare energie over te dimensioneren wil het kabinet toch strategische reserves proberen aan te leggen.
Maximaal aanbod van warmte
De gebouwde omgeving, binnenlandse mobiliteit en landbouw zijn dusdanig nationaal georiënteerd dat zij mede dankzij warmtenetten volledig nationaal van warmte voorzien kunnen worden. Het kabinet wil daarom inzetten op collectieve warmtenetten met lokale warmtebronnen, zoals geothermie, restwarmte en aquathermie.
Lees ook: Warmtevoorziening zal in 2050 grotendeels draaien op all-electric en lage temperatuur oplossingen

“Lokale warmtebronnen zorgen verder voor een grotere Nederlandse autonomie en stabielere energieprijzen. Naast de opschaling van warmtenetten zijn individuele volledig elektrische en hybride warmtepompen in combinatie met duurzaam gas een belangrijke optie voor verduurzaming.”
In de transitiefase zal aardgas een belangrijke systeemrol blijven spelen als transitiebrandstof. Niet alles en iedereen kan immers tegelijk overstappen. “Het tempo van de opbouw van duurzame alternatieven is bepalend voor het tempo van de afbouw en in sommige sectoren zal aardgas de komende jaren nog een belangrijke terugvaloptie zijn”, schrijft minister Jetten.
Maximaal aanbod van waterstof
Voor de meer internationale sectoren, zoals de industrie en de internationale lucht- en scheepvaart, blijft import noodzakelijk. De nationale doelstellingen om 4 gigawatt in 2030, 8 gigawatt in 2032, 15 tot 20 in 2040 en tot 45 gigawatt (groene) waterstof in 2050 te produceren is hiervoor onvoldoende.

Het kabinet verwacht dat groene elektriciteit tot ongeveer 2035 schaars zal blijven. Pas daarna komt grootschalige groene waterstofproductie op zee beschikbaar. Het kabinet is daarom bezig de import van groene waterstof via energiediplomatie veilig te stellen.
Lees ook: Hoe zien de eerste contouren van de nieuwe Nederlandse energiediplomatie eruit?
Grootschalige elektrolysers vragen dusdanig veel ruimte, buisleidingennetwerk, energie- en watertoevoer en grote netaansluiting dat Jetten dit alleen wil toestaan in de buurt van de aanlandingspunten van windenergie van zee. Of offshore waterstofopslag en elektrolyse een realistische optie is wil het kabinet verder onderzoeken.
Maximaal aanbod van innovatie
Ook CO2 afvang en opslag (CCS) moet worden opgeschaald. Fossiele brandstoffen blijven nodig in de transitieperiode, negatieve emissies om volledig klimaatneutraal te worden en omdat er grenzen zijn aan het opschalingstempo van hernieuwbare energie, zoals arbeids- en grondstoftekorten. Hiervoor zal de technologie snel volwassen moeten worden, heel snel.

“Om ver voor 2050 netto nul uitstoot in het energiesysteem te bereiken, zal bijna de helft van de emissiereducties afkomstig moeten zijn van technologieën die nu nog niet commercieel beschikbaar zijn”, zo erkent Jetten. Het kabinet wil daarom de innovatieagenda en -programma’s in lijn brengen met de uitdagingen die het Nationaal Plan Energiesysteem schetst.
“Voorbeelden van belangrijke innovatiethema’s zijn groene waterstofproductie en -toepassing, midden- en langetermijn energieopslag, kleine kerncentrales (SMR’s), hernieuwbare biobrandstoffen voor lucht- en scheepvaart, elektrificatie van de industrie en technieken voor het circulair maken van de koolstofketen.”
Maximaal aanbod van financiën
Ook financieel gezien is de energietransitie een gigantische operatie. Het kabinet schat het totaal van de benodigde investeringen, op basis van een onderzoek van consultatiebureaus Kalavasta en Berenschot, op zo’n 700 miljard euro. Een deel hiervan komt van overheidssubsidies, maar een aanzienlijk deel moet van private financiering komen.
Maar dat gebeurt nu nog “onvoldoende”. Marktinstrumenten, zoals het Europese emissiehandelssysteem en Europese CO2-standaarden voor personenauto’s, moeten volgens het kabinet daarom “een zwaardere rol innemen”.
Daarnaast erkent het kabinet dat de huidige mix van stimulansen (zoals subsidies, belastingen, normen enzovoorts) “steeds complexer” is geworden, terwijl overzicht en voorspelbaarheid juist noodzakelijk zijn voor dusdanig grote meerjarige investeringen. Het kabinet wil daarom zijn eigen tools doorlichten. Daarbij staan de gewenste samenhang en de noodzaak van het aantrekken van private financiering centraal. In het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem zal een eerste versie worden opgenomen.
Energiebesparing
Het kabinet erkent dat zijn eigen stimulansen, zoals de SDE, zich vooral richtte op de vermindering van uitstoot, waardoor het potentieel van energiebesparing onbenut is gebleven. Het kabinet wil daarom actiever en directer gaan sturen met het Nationaal Programma Energiebesparing.
Gebaseerd op Europese energiebesparingsdoelen gaat het kabinet een nationale besparingsdoelstelling vaststellen. Dit doel krijgt een doorvertaling naar streefwaarden per sector in het Nationaal Programma Energiebesparing. Het uitgangspunt is dat energiebesparing een rendabele investering moet zijn, waarbij de beperking van energiegebruik in de subsidieverdeling zal worden meegewogen. Het programma moet nog dit jaar van start gaan.
Op dit moment maken energieverliezen door conversie en transport circa 20 procent van het totale Nederlandse energieverbruik uit. Het kabinet wil ook daarom inzetten op het koppelen van lokale opwek én gebruik, maar ook door waar mogelijk directe elektrificatie de voorkeur te geven boven waterstofoplossingen.
Verdelen bij schaarste
De hoeveelheid duurzame energie en energie-infrastructuur is en blijft de komende jaren schaars. Het kabinet wil daarom bij schaarste prioriteit geven daar waar er geen goede alternatieven zijn, de meeste maatschappelijke meerwaarde is en Nederland zich heeft gecommitteerd aan Europese doelstellingen.
Deze keuzes zullen terugkomen bij de aanleg van de energie-infrastructuur, CO2-vrije elektriciteit in het algemeen en als bron voor waterstof en synthetische brandstoffen, groene waterstof in de industrie, mobiliteit en in beperkte mate in de landbouwsector.
Daarnaast vraagt de koolstofketen ook actieve sturing omdat er negatieve emissies moeten ontstaan, waardoor CO2 in de verre toekomst nog schaarser wordt. Dit en de toekomst van synthetische brandstoffen wil het kabinet oppakken binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en de Routekaart Verduurzaming Industrie om beter zicht te krijgen op de toekomst van de energie-intensieve industrie in Nederland.
Internationale samenwerking
Door internationaal samen te werken hoopt het kabinet dat de Nederlandse kennis- en concurrentiepositie wordt versterkt. Daarnaast leidt het delen van kennis tot meer tempo.
Vanwege de productie van windenergie op de Noordzee en de strategische ligging van de Rotterdamse haven heeft Nederland daarnaast een kans om dé groene waterstofhub van Europa te worden. “Dit biedt grote kansen voor opslag, conversie en distributie in en tussen de verschillende energieketens”, stelt Jetten.
Ook wil het kabinet vergaande afspraken maken in het uitrollen van de energie-infrastructuur met omringende landen. Vanwege de interconnectie en de vergelijkbare opgave kan internationale planvorming eveneens tot meer tempo leiden. Daarnaast moeten er afspraken worden gemaakt over de veiligheid, infrastructuur en interconnectie van internationale energiehubs.
Samen sturen
Naast het realiseren van lokale energiehubs of een warmtenet dat woningen en de glastuinbouw bedient, hoopt het kabinet op meer samenwerkingen tussen burgers, bedrijven en, of overheden. Ook hier is weer de hoop dat private partijen dit soort initiatieven financieel zullen ondersteunen omdat zij risicovolle investeringen makkelijker kunnen dragen.
Daarnaast gaat het kabinet onderzoeken hoe het de burger meer kan betrekken bij de energietransitie. Ook omdat gedragsverandering vaak weer tot energiebesparing kan leiden, maar het burgerforum is hier ook een voorbeeld van.
Lees ook: 2024 komt er een nationaal burgerforum klimaat
Het is van groot belang dat het draagvlak voor de energietransitie behouden blijft. “De verbouwing van het energiesysteem in Nederland zal in hoog tempo moeten plaatsvinden. Dit gaan we allemaal merken in Nederland”, aldus Jetten.