Goed voorbeeld doet goed volgen: de overheid als duurzame inkoper van PV

27.03.2024 Brendan Hadden

Goed voorbeeld doet goed volgen: de overheid als duurzame inkoper van PV
©KOSTAL

Publieke organisaties ontwikkelen op grote schaal zonneprojecten en vervullen een voorbeeldrol wat betreft inkoopbeleid. Michiel Mensink en de Buyer Group Duurzame Zonnepanelen helpen hierbij door een handreiking te ontwikkelen waarmee partijen duurzame en kwalitatieve panelen kunnen inkopen. “De meerkosten van duurzame zonnepanelen zijn vaak maar heel gering”, vertelt Mensink. “Dus je kunt grote stappen maken.”

Nederlandse overheidsinstanties kopen elk jaar voor ruim 85 miljard euro in aan producten, werken of diensten. Hoe ze dat doen kan dus een groot verschil maken op thema’s als duurzaamheid – zowel  direct, als indirect door een voorbeeldrol in te nemen voor de markt.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft om die reden dertig Buyer Groups gecreëerd, die adviseren over de inkoop van diensten en producten. Het initiatief, dat wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), richt zich met name op duurzaamheid, circulariteit en sociale doelen.

Michiel Mensink is voorzitter van de Buyer Group Duurzame Zonnepanelen, die voor publieke organisaties een inkooptemplate creëerde om duurzame pv-projecten te realiseren. De groep deed uitvraag bij wetenschappers en producenten en vergeleek de beschikbare opties, op basis van criteria als de CO2-voetafdruk (emissies bij productie) van panelen, toxische stoffen en de verwachte levensduur.

Naast de inkooptemplate schreef de groep twee documenten, waarvan één ingaat op het voortraject en de ander op de duurzaamheidsaspecten. Volgens Mensink is het belangrijk dat opdrachtgevers weten dat duurzamer niet altijd veel duurder is. “We zien dat veel standaard zonnepanelen op een aantal duurzaamheidsaspecten niet zo goed scoren”, vertelt hij. “Maar je kan al veel duurzamere zonnepanelen kopen tegen een geringe meerprijs.”

Overheid als aanjager van duurzaam inkoopbeleid
“Het doel is uiteindelijk om te stimuleren dat er meer duurzamere zonnepanelen worden gekocht”, legt Mensink uit. “En wij willen helpen door duidelijk te maken: waar zit dat verschil in duurzaamheid tussen panelen nou in?”

Mensink legt uit dat het werk van de Buyer Group Duurzame Zonnepanelen primair bedoeld is voor projectontwikkelaars bij publieke organisaties, maar dat hij hoopt dat het een bredere impact heeft.

“We hopen natuurlijk dat veel private organisaties dit volgen”, licht hij toe. “Zodat steeds meer mensen duurzame zonnepanelen gaan kopen, waardoor het aanbod in die categorie toeneemt en die op een gegeven moment ook goedkoper worden.”

Omdat de overheid een grote inkoper is in vrijwel alle markten, kan het markten zoals die voor duurzame zonnepanelen tot op zekere hoogte vormen. Mensink legt uit hoe de standaarden van publieke organisaties kunnen doorwerken op de rest van de markt.

“Uiteindelijk hopen we ook dat aanbieders gaan kijken naar onze handreikingen”, vertelt Mensink. “Dus ook de groothandels, die dan weer kritischer gaan kijken en overleggen met hun leveranciers, de producenten, over de vraag welk type panelen ze gaan importeren.”

Duurzaamheid leeft bij producenten
Mensink en zijn collega’s hebben de zonnepanelen van zoveel mogelijk producenten onderzocht, maar waren afhankelijk van de producenten om mee te werken aan het onderzoek. Gelukkig viel de bereidheid van producenten hun alles mee.

“We hebben ze benaderd met een vragenlijst over de duurzaamheidsaspecten, en die hebben we van meer dan de helft volledig ingevuld teruggekregen”, vertelt Mensink. “We zien wel duidelijk dat producenten, ook de allergrootste Chinese producenten, echt willen werken aan die duurzaamheid.”

Om het aanbod wat betreft zonnepanelen goed in kaart te brengen combineerde de Buyer Group de antwoorden van de producenten met hun eigen literatuuronderzoek en gesprekken met experts. Dat literatuuronderzoek was een cruciaal onderdeel volgens Mensink, omdat ze zo verschillende technologieën konden beoordelen.

Mensink: “Er is veel literatuur over bijvoorbeeld de verschillen in de carbon footprint van zonnepanelen, en daar zie je dat er grote verschillen inherent aan technologieën zijn. Dunne-film zonnepanelen hebben bijvoorbeeld een erg lage carbon footprint ten opzichte van kristallijn-silicium.”

Waar zitten de verschillen in?
Mensink legt uit dat de Buyer Group zich op een aantal aspecten richtte bij het onderzoek: carbon footprint, gebruik van giftige stoffen, de technische levensduur, en arbeidsvoorwaarden. Mensink legt uit waarom de keuze op deze factoren viel.

“Uiteindelijk is de reden dat we zonnepanelen willen voor het klimaat”, zegt Mensink over de carbon footprint. “Dan is het ook logisch dat je kijkt naar in hoeverre ze op dat vlak effectief zijn. Daar zitten hele grote verschillen tussen.”

Wat betreft giftige stoffen wijst Mensink op de zorgen rondom het gebruik van bijvoorbeeld PFAS. “Bij zonnepanelen wordt vaak een PFAS laag als achterkant gebruikt”, licht hij toe. “Daar zitten risico’s in, op bodemvervuiling en milieuschade, en allerlei hoge kosten.”

De zonnepanelen met de beste carbon footprint waardes | ©Buyer Group Duurzame Zonnepanelen


“Over de technische levensduur wordt te optimistisch gedacht in de markt”, gaat Mensink verder over de volgende factor. “Iedereen gaat ervan uit dat alle zonnepanelen 25 jaar meegaan en dat is bewezen met goede materialen en een robuust ontwerp, maar in de praktijk zie je dat veel zonnepanelen eerder kapot gaan. Ze gebruiken goedkope materialen en een goedkoop ontwerp. Voor de duurzaamheid is het belangrijk dat de panelen zo lang mogelijk blijven liggen en blijven functioneren.”

Als voorbeeld noemt Mensink glas-glas zonnepanelen: “Die moeten natuurlijk alsnog goed gemaakt zijn, maar die zijn meestal geschikt voor een hele lange technische levensduur en zijn vaak nauwelijks duurder. Dat scheelt maar één of twee cent per wattpiek.”

Tot slot heeft de groep ook nog naar arbeidsvoorwaarden – en met name de rol van dwangarbeid in de keten – gekeken. Echter, dit bleek op dit moment niet haalbaar om harde uitspraken over te doen. “We hebben die nu nog niet meegenomen, omdat er geen objectief te toetsen criterium mogelijk is op dit moment”, aldus Mensink.

Als je dit alles in overweging neemt is Mensink positief over de kansen voor opdrachtgevers. “Zeker als je het over de totale projectkosten bekijkt zijn de verschillen echt klein”, zegt hij. “Vaak is het maar een paar procent duurder ten opzichte van een project met standaardpanelen.”

CO2-voetafdrukeisen de nieuwe norm
Mensink noemt het voorbeeld van Frankrijk als ergens waar dit soort criteria in de praktijk effect hebben gehad. “Daar stellen ze eisen aan de carbon footprint van alle overheidsprojecten”, vertelt hij.

“Dat is het merendeel van de PV-projecten die worden geïnstalleerd in Frankrijk. Alle panelen die met hun variant van de SDE++-regeling die we hier hebben worden geïnstalleerd moeten dus aan die carbon footprint limiet voldoen. Dat doen ze al zeven of acht jaar, dat is al een heel goedlopend systeem.”

“Dan hoop ik dat organisaties het gaan gebruiken bij hun projecten met zonnepanelen”, antwoord Mensink, op de vraag hoe hij hoopt dat de publicaties worden ontvangen. “En dat aanbieders en installateurs gewend raken om ermee te werken. Verder gaan groothandels hopelijk veel panelen aanbieden die aan deze criteria voldoen en goed scoren op duurzaamheidsaspecten. Dat zou mooi zijn.”