Voorkeursvolgorde uitgewerkt, zonne-energie op landbouw- en natuurgronden ‘in principe ongewenst’

30.10.2023 Jan de Wit

Voorkeursvolgorde uitgewerkt, zonne-energie op landbouw- en natuurgronden ‘in principe ongewenst’
©Mypower

Gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk hebben gezamenlijke afspraken gemaakt over de zogeheten voorkeursvolgorde zon. Daar is uitgekomen dat zonne-energie op daken, gevels en terreinen en objecten binnen bebouwd landelijke gebied verder gestimuleerd moet worden, maar dat zonne-energie op landbouw- en natuurgronden moet worden voorkomen. Holland Solar noemt het laatste “schadelijk voor de energietransitie”.

Begin juli dit jaar stuurde Rob Jetten, inmiddels demissionair minister voor Klimaat en Energie, een tweede Zonnebrief naar de Tweede Kamer. Hierin kondigde hij al aan dat de groei van zonne-energie wat het kabinet betreft binnen randvoorwaarden moest worden gerealiseerd.

In zijn Kamerbrief schreef hij dat het kabinet op daken en gevels potentie ziet voor 145 gigawatt zonne-energie in 2050 en op terreinen en objecten binnen bebouwd gebied en in landelijk gebied nog eens 9,5 gigawatt. Maar landbouw- en natuurgronden moeten “waar mogelijk ontzien” worden, schreef Jetten.

Dit is nu ook vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) met de zogeheten voorkeursvolgorde zon. Zonne-energie op daken en gevels is de eerste trede en moet maximaal worden gestimuleerd. Nederland is een klein, dichtbevolkt land waarbij multifunctioneel ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt is en decentrale opwek voor de gebouwde omgeving de voorkeur heeft.

De tweede trede is zonne-energie op terreinen en objecten binnen bebouwd gebied, gevolgd door zonne-energie op terreinen en objecten in het landelijk gebied op de derde trede. Ten slotte staat zonne-energie op landbouw- en natuurgronden op de vierde trede. Gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk zijn het erover eens dat de eerste drie treden moeten worden gestimuleerd, maar dat zonne-energie op landbouw- en natuurgronden moet worden voorkomen.

Dat er al een flinke hoeveelheid zonne-energie op landbouw- en natuurgronden is gerealiseerd wordt geweten aan het feit dat “de markt het initiatief had en overheden nog geen volledig uit gekristalliseerd ruimtelijk beleid ten aanzien van zon en wind hadden opgesteld”. De Tweede Kamer drong eveneens aan op een voorkeursvolgorde zon.

‘In principe ongewenst’, maar er zijn uitzonderingen
Zonne-energie op landbouw- en natuurgronden is volgens gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk “in principe ongewenst”. Er zijn wel een heel aantal uitzonderingen.

Zo is er in Nederland grond aangemerkt als landbouwgrond, maar wordt het daar niet meer voor gebruikt. Het gaat volgens de partijen “dan onder andere om gronden langs snelwegen of spoorwegen en andere restgronden”. Deze vallen niet onder de vierde trede en kunnen voor zonne-energie worden gebruikt. Een belangrijke uitzondering voor Rijkswaterstaat die veel van dergelijke grond in bezit heeft en voor hernieuwbare energieopwek wil gebruiken.

Daarnaast zijn er drie toekomstige uitzonderingsmogelijkheden voor provincies om zonne-energie toch toe te staan op landbouw- en natuurgronden. Dit kan ten eerste als het gaat om agri-PV: een combinatie van een substantiële agrarische functie met een zonnepark. Volgens Holland Solar “een sterke innovatie”. Tegelijk waarschuwt de brancheorganisatie ervoor dat dit nu nog te veel kost om te ontwikkelen.

Ten tweede zijn er de landbouwgronden die binnen een bepaalde periode een nieuwe bestemming krijgen, zoals landbouwgrond dat hier ongeschikt voor raakt door verzilting. In de overgangsperiode, die maximaal dertig jaar mag duren, kan deze landbouwgrond voor zonne-energie worden gebruikt.

Ten derde zijn er de landbouwgronden waarop een zonnepark het mogelijk kan maken dat de lokale netcongestie wordt verminderd of dat het netwerk efficiënter kan worden gebruikt. Ook dan mag een provincie een uitzondering mogelijk maken, mits het zonne-energieproject landschappelijk goed wordt ingepast en het niet leidt tot meer netcongestie. Ten slotte moeten de partijen ernaar streven dat er sprake is van 50 procent participatie van omwonenden en voldoende draagvlak.

In bijna alle dertig Regionale Energiestrategieën (RES)-regio’s zijn zonneparken op landbouwgrond opgenomen. Deze zijn via burgerparticipatie en op democratisch wijze ingepland en kunnen doorgang vinden wanneer de participatietrajecten al in een vergevorderd stadium zijn. Wanneer er alleen een zoekgebied is aangewezen zal deze hoogstwaarschijnlijk geen vergunning krijgen. De partijen zeggen ervan bewust te zijn dat dit het aantal mogelijkheden op CO2-reductie verkleint. Zij zijn daarom verplicht om zonne-energie op de eerste drie treden aantrekkelijker te maken.

Holland Solar is kritisch op dit beleid en noemt de gemaakte keuzes “zeer schadelijk” omdat er “een coherente visie van het kabinet over de toekomst van de uitzonderingen voor zon op land” zou missen. Zonne-energie op natuurgebieden wordt al ontmoedigd en voor veel boeren is zonne-energie een kans om te verduurzamen en extra inkomsten te genereren.

“Het is dan ook belangrijk dat agrariërs zelf zeggenschap blijven houden over hun eigen bedrijfsvoering en landgebruik en dat dit niet eenzijdig door de provincie wordt beperkt”, aldus de brancheorganisatie. Binnen de RES’en worden boeren nu ook niet gedwongen hun landbouwgrond op te geven voor zonne-energie, dit kan alleen met hun toestemming voor een periode van maximaal 25 jaar.

Om te evalueren welke dilemma’s de voorkeursvolgorde zon oplevert zullen de partijen minimaal een keer per jaar in gesprek gaan. De eerste keer zal voor 1 juli 2024 plaatsvinden.